De Eerste brief van de apostel St. Paulus aan de Korintiërs in het Riffijns (Tarifit)

Dit is de Eerste brief van Sint Paulus aan de Korintiërs, die werd vertaald  in het Riffijns Tamazight van Marokko  (Tarifit). Het is het zevende boek van het Nieuwe Testament. Dit is een brief die de apostel Paulus schreef aan de eerste gelovigen in Jezus Christus, die in de stad Korinthe in Griekenland woonden. Paulus schreef over de geestelijke gaven die God aan de gelovigen geeft, om hen te versterken. Hij schreef over hoe deze gaven moeten worden gebruikt en hoe niet. Hij schreef over het huwelijk en de rol van mannen en vrouwen in de eredienst, zowel als over de eredienst zelf. Hij gaf onderwijs in de rol van de apostelen en gaf aan dat een werknemer in de gemeente recht op loon heeft. In het elfde hoofdstuk gaf Paulus instructies over hoe het avondmaal te vieren. In het 13e hoofdstuk schreef hij over de weg die belangrijker is dan alle andere manieren : de liefde. Hoofdstuk 13 is een van de mooiste en meest populaire onderdelen van het Nieuwe Testament. In hoofdstuk 15 schreef hij over de opstanding van Christus en de opstanding van de doden op de laatste dag. De apostel Paulus schreef ook over de problemen in de Kerk als zonde en verdeeldheid onder de gelovigen. Hieronder is een Duitse versie van 1 Korintiërs 13 (NBV 2004). Klik hieronder op de links voor bestanden van 1 Korintiërs in Tarifit Berber.

 

De liefde

 

1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. 2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. 3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

 

4 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, 6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. 8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen.

 

11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. 13 Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.

Share