Luister naar een selectie van verzen uit het boek Genesis hoofdstuk 25-35 over het leven van de profeten Isaak en Jakob, vertaald in het Tamazight dat gesproken wordt in het Rifgebergte in Marokko (Tarifit).
Dit is de passage over de ontmoeting van de profeet Jakob met een engel van de Heer, uit Genesis 32: 22-28: Zo ging het geschenk voor hem uit, maar zelf bleef hij die nacht nog in het tentenkamp. Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak.
Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht.
Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’
De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. (NBV 2004)